Ooit gaf ik mij op voor een meditatiecursus van de Open
Universiteit. Mijn moeder tipte mij en we besloten het samen te proberen. De lessen
werden gehouden in een basisschool. De ambiance was niet erg zen. In een klein klaslokaal
moesten we de stoelen en tafels aan de kant schuiven zodat we in een kring konden
zitten op onze handdoek. De gecreëerde kring was net iets te krap en met lichte
tegenzin nam ik plaats op mijn paarse duikhanddoek uit Egypte.
De docente vroeg ons te visualiseren dat er wortels onder onze
voeten groeiden. Ook moesten we onszelf visualiseren in een groot, veilig,
schommel ei. Ik keek ondertussen stiekem, van uit één oog, naar mijn moeder. Zo
te zien zat zij er helemaal in. Ik probeerde mij beter te concentreren. Maar
het lukte mij niet om te ademen vanuit mijn buik. Van frustratie kroop mijn
adem langzaam omhoog, richting een opkomende hyperventilatie. Ik zat er gestrester
bij dan toen ik begon. Tot overmaat van ramp begon mijn overbuurman luid
snuivend door zijn neus te ademen. Ik kon zijn neusharen zien trillen. Mijn
adem zat nu in mijn keel. Na een uur, die leek op een martelende eeuwigheid,
was de les afgelopen. Zelden was ik zo opgelucht.
Het is toch nog goed gekomen met mij en het mediteren. Maar
dan wel in de volledige rust van mijn eigen huis of tuin. Gedachteloos zijn of
gedachten negeren blijft lastig. Maar als het lukt voel ik mij daarna een stuk gelukkiger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten